Bericht

Zonder federale daadkracht betalen ‘vergeten groepen’ de zwaarste prijs voor de COVID19-crisis

De Netwerken Armoedebestrijding vragen krachtige maatregelen met een directe positieve impact op het gezinsinkomen

Nu de regering Wilmès de exit-fase van de lockdownmaatregelen opstart, trekt het Belgisch Netwerk Armoedebestrijding (BAPN), bestaande uit de regionale netwerken armoedebestrijding uit Vlaanderen, Brussel en Wallonië, aan de alarmbel. Als de politieke richting niet wijzigt, dan zal de gezondheidscrisis resulteren in een enorme sociale crisis in het hele land. Tot nu toe werden er geen financiële maatregelen voor mensen in armoede getroffen. Families met een zeer laag inkomen (met of zonder werk, (slecht) gehuisvest of dakloos, samenwonend of niet, met of zonder verblijfsstatuut, éénoudergezinnen, mensen met een handicap, mensen die geïsoleerd zijn, vrouwen, mensen met een migratieachtergrond,...) die reeds voor de crisis elke dag moesten vechten om te overleven, dreigen volledig kopje onder te gaan. Met een maandelijks budget onder de armoedegrens (1) en weinig marge om schokken op te vangen (2), leidt elk inkomensverlies en elke toename in vaste kosten (bijvoorbeeld voor energie, water, gas, medicatie, voedsel,...) tot grote problemen (moeilijkheden om de huur te betalen, uitstel van (medische) zorg, risico op dakloosheid,...). Door het tekort in hun maandelijks budget lopen kwetsbare gezinnen bovendien een groot risico om schulden op te bouwen en hier jarenlang de gevolgen van te dragen.

Mensen in armoede leven in voortdurende stress. Vaak krijgen ze te kampen met angsten en fysieke of mentale problemen. De crisis en de quarantainemaatregelen versterken die precaire levensomstandigheden nog verder. Zonder tijdelijke, directe financiële steun zullen de huishoudens met de laagste inkomens, de precairste contracten en/of statuten en de gezinnen met een moeilijke toegang tot rechten nog lang de gevolgen van deze crisis voelen. Dat komt bovenop de moeilijkheden die ze door de bestaande ongelijkheid in de samenleving reeds ondervinden.Via directe en snelle financiële hulp kunnen we bovendien de administratieve complexiteit die al te vaak tot onderbescherming leidt, tot een minimum beperken. Die onderbescherming dreigt door deze crisis alleen maar groter op te worden. Deze vorm van ondersteuning vermijdt ook een verdere verzadiging van diensten. Duizenden huishoudens naar het OCMW doorverwijzen, zal de armoede niet doen verminderen en de druk op lokale besturen verder verhogen. Een directe financiële steun aan gezinnen geeft ten slotte ook een belangrijke impuls aan onze economie. Met wat gezinnen maandelijks extra krijgen kunnen zij immers de lokale economie verder ondersteunen.

Wie zich voor de crisis al onder de armoedegrens bevond, dreigt er nu financieel volledig onder door te gaan. Voor de netwerken tegen armoede is het cruciaal om nu werk te maken van deverhoging van de inkomens door financiële steun direct aan gezinnen toe te kennen. Indien de federale overheid slechts zou inzetten op één maatregel voorgesteld door de GEES, laat het dan deze maatregel zijn.

(1) 16,4 % van de Belgische bevolking leeft met een inkomen onder de armoedegrens, het hoogste percentage sinds het begin van de systematische metingen. Het betreft meer dan 1.8 miljoen mensen (!) in totaal.

(2) 25,3% van de Belgische bevolking heeft geen spaargeld.